MOSKOU GRONDIG BEKEKEN

Dit verhaal in twee delen gaat over Moskou. Maar dan wel het Moskou onder het straatoppervlak. Een tip vooraf: houd een stadsplattegrondje en metrokaartje bij de hand.

Help, de hoofdstad verzuipt!

In de bekende Russische film "Fontan" wordt een hilarisch beeld gegeven van een catastrofaal stukje Russische woningbouw, met als ingrediënten onder andere: gesprongen heetwaterleidingen, scheurende dragende muren, verstopte afvoeren. Ook al is de film een komedie, de kern van waarheid is groter dan menig westers toeschouwer beseft (en sommige Russen zouden willen toegeven).

De Rus heeft, zo zegt men, een bijzondere band met de Russische grond. Diezelfde Russische grond is echter de Rus niet altijd even goed gezind. Zelfs in een miljoenenstad als Moskou, waar je zou denken dat de natuurlijke invloeden genoegzaam zouden zijn teruggedrongen, blijkt de grond waarop die "stad van gouden koepels" is gebouwd nog steeds zeer weerbarstig te zijn. En het lijkt elk jaar wel erger te worden. Toegegeven: behalve de natuur zijn het ook de Moskovieten zelf die hier ernstig debet aan zijn.

Stel je voor: je ligt lekker in je bedje, en opeens zie je je nachtkastje naar beneden duikelen. Of je kunt in je auto nog net een forse krater ontwijken, die er net echt nog niet was. Je kunt dan natuurlijk altijd de Tsjetsjenen de schuld geven, maar de kans is toch een stuk groter dat de Moskouse bodemgesteldheid je parten speelt. Elk jaar storten er wel gebouwen in of verzakken zodanig dat ze afgebroken moeten worden, verschijnen enorme verdwijngaten uit het niets in drukke straten, of moet de trots van de stad, de metro, stilgelegd worden omdat het water kniehoog in de tunnels staat. Dan verschijnen de artikelen in de krant, met koppen als "Moskou stort in" of "Moskou verzuipt". Kaartjes met de meest recente instortingen vergezellen de tekst, en onheilsprofeten proberen de Moskovieten te doen geloven dat de stad op het kruispunt van twee breuklijnen in de aardkorst is gebouwd. Over noodlot gesproken. Het wachten is op de eerste zware aardbeving.

Dat valt gelukkig mee. Het laatste miniaardbevinkje deed zich vorig jaar december voor, en was een verre echo van een zwaardere aardbeving in Toerkmenië. De meeste Moskovieten zullen het niet eens gevoeld hebben. De diepere ondergrond van Moskou maakt deel uit van het Russische plateau, geologisch gezien een bijzonder stabiel gebied. Daarboven hebben zich echter dikke lagen sedimenten afgezet. Lagen die in meer of mindere mate waterdoorlatend zijn, en door de bewegingen in het grondwater wel degelijk aan vervorming onderhevig zijn. Zo is de bovenste laag in Moskou verdeeld in blokken, die als het ware "drijven" op een waterhoudende laag die eronder ligt. De vervormingen treden voornamelijk op aan de randen van die blokken, de zogenaamde grenszones. De afwijkingen zijn echter miniem en bedragen niet meer dan enkele millimeters per jaar. Van gevaarlijke tektonische bewegingen is dan ook geen sprake. Het probleem zit echter wel degelijk in die grenszones: hier is de ondergrond veel poreuzer dan in de blokken zelf. Terwijl het grondwater normaalgesproken zich meer horizontaal verplaatst, door de eigen waterhoudende laag heen, kan het in de grenszones ook verticale verplaatsingen maken. De grenszones worden vaak gevormd door oude rivierbeddingen, die vele meters onder de oppervlakte liggen.

Bepaalde gebieden in Moskou vertonen uitgesproken karstkenmerken. Karstverschijnselen (genoemd naar een streek in Slovenië en Kroatië) noemt men de (doorgaans vervelende) gevolgen van het oplossen van gesteente. Daar waar de bodem oplosbare bestanddelen bevat – in Moskou gaat het hierbij o.m. om kalksteen – ontstaan gaten, spleten en holen in de bodem, doordat de grond uitgespoeld wordt. Vaak gebeurt dit vlak onder het oppervlakte, waarna er niet zoveel meer nodig is om het bovenste laagje te doen instorten. Enorme gaten in de bodem kunnen dan het gevolg zijn. Het water kan gewoon hemelwater zijn, dat in de bodem doordringt, maar ook grondwater. Echter, in Moskou is er nog een andere mogelijkheid: lekkende buizen. Poreuze of gewoon kapotte water- en warmwaterleidingen, rioleringen, en ook brandstofpijpleidingen kunnen om de plaats van het lek langzaam de grond doen wegvreten, met alle gevolgen van dien.

In de nacht van 13 op 14 mei 1998 was het raak in de Bol’šaja Dmitrovka, een straat die toch al laag ligt en waarvan sommige huizen verzakkingverschijnselen vertonen. Door een lek in de waterafvoerbuis onder de straat was het zand eromheen weggespoeld, waardoor de hele straat voor nummer 18 ondermijnd werd. Er opende zich opeens een gat in het wegdek, dat uiteindelijk over een oppervlakte van 500 m˛ inzakte. Een automobilist kon nog net uit zijn wagen springen, maar zijn vervoermiddel was hij kwijt. De put reikte tot een diepte van 25 m. Het huis op nr. 18 was rijp voor de sloop; aangrenzende gebouwen liepen forse schade op.

Een ander ernstig probleem is de hoge grondwaterstand in bepaalde gebieden, soms ook veroorzaakt door menselijk ingrijpen. Dit kan dan weer leiden tot het schrikbeeld van de metrobouwer: drijfzand. Nog zeer recent, nl. op 11 mei 2001, om kwart voor negen in de ochtend, kwam de tunnelbuis bij station Caricyno blank te staan. De oorzaak was drijfzand. In allerijl moest het treinverkeer worden stilgelegd. Het probleem is overbekend: bij de bouw van de eerste metrolijn in 1934 moesten de bouwers al worstelen met de bijzonder natte ondergrond, vooral aan de noordwestkant van het Kremlin. Dat was geen wonder: hier bevond zich vroeger het stroomgebied van de Neglinnaja, een riviertje dat vanuit het noorden stroomde, hierna de muren van het Kremlin omspoelde en zich ter hoogte van de Bol’šoj Kamennyj brug in de Moskva stortte. De Neglinnaja was weliswaar in een grote buis gevat, maar de lage ligging van het dal van het voormalige stroompje trok nog steeds al het water uit de omgeving aan. De gebouwen in de omgeving, zoals hotel Metropol’ en het Malyj teatr, waren al lang aan verzakkingen onderhevig. Door deze dikke soep moest de eerste metrolijn worden aangelegd. Om het grondwater buiten te houden, werden de tunnels onder verhoogde luchtdruk gegraven (tot 2,5 atmosfeer). Een linke manier van werken, waardoor menig metrobouwer de gevreesde caissonziekte opliep. Deze ziekte treedt op als de druk op het menselijk lichaam te snel wordt verminderd tot normale waarden. Hoe gevaarlijk deze methode voor de metrowerken zelf was, bleek toen in september 1934 een brand in de tunnelbuis uitbrak. De enige manier om het vuur te doven was de druk in de caisson, waarin aan de tunnel werd gebouwd, te verlagen tot normaal. Het gevolg was dat er een enorme golf drijfzand de tunnel binnenstroomde, hetgeen weer leidde tot een groot gat in het bovenliggende wegdek, en de volledige vernieling van een huis. Sinds de aanleg van die eerste lijn hebben verzakkingen vaker de metroaanleg vergezeld. De muren van het beroemde Paškov dom aan de Mochovaja, een architectonisch hoogtepunt in de Moskouse binnenstad, liepen lelijke scheuren op bij de bouw van metrostation Borovickaja in de jaren tachtig. Ook het belangrijkste boekenmagazijn van de toch al bouwvallige Leninbibliotheek verzakte hierdoor.

Problemen met horizontale lagen drijfzand deden zich zeer acuut voor bij het graven van de diagonale roltraptunnels voor de eerste metrolijn. Hier wordt immers de druk ongelijk verdeeld over de tunnel. De oplossing die hier werd gevonden bestond erin de grond tijdelijk te bevriezen. De quasi-vloeibare massa werd op deze wijze keihard, en men kon rustig de tunnel graven. Opmerkelijk is dat deze methode later ook is gebruikt voor de bouw van het Hoofdgebouw (Glavnoe zdanie ofwel GZ) van de Moskouse Staatsuniversiteit op de Vorob’ëvy gory. De grond was hier absoluut niet geschikt voor een gebouw dat meer dan 200 m hoog zou worden. Dezelfde fout als bij de planning van het Paleis van de Sovjets (het megalomane project op de plaats van de Christus-Verlosser Kathedraal, dat bij nader inzien toch maar niet gebouwd werd wegens de bodemgesteldheid ter plaatse) zou men hier niet maken. Op niveau –3 van het GZ bevindt zich een installatie die vloeibare stikstof produceert, teneinde de ondergrond van het enorme gebouw in een permanent bevroren toestand te houden. Overigens is alles beneden verdieping –2 (en boven verdieping 33) het domein van de staatsveiligheid, en zijn precieze gegevens niet bekend.

De Moskouse ondergrond is een waar mijnenveld. Sommige gebieden zijn berucht om hun instortingen, verzakkingen of het voorkomen van drijfzand, bijvoorbeeld het gebied van de Neglinnaja, de wijk Kolomenskoe en de wijk Caricyno (drijfzand), en de wijken ten zuiden en westen van het Chodynkaveld, het oude Centrale Vliegveld (karstverschijnselen). Ook steile oevers van rivieren (al dan niet nog aanwezig) zijn risicogebieden. Vaak heeft een en ander te maken met de natuurlijke bodemgesteldheid: het gebied dat nu de stad Moskou omvat telde in vroeger tijden tientallen grotere en kleinere stroompjes, waarvan er vele zijn gedempt of in buizen gevat. Maar de dalen van die stroompjes verzamelen nog steeds het hemelwater, en ook het grondwater staat hier belangrijk hoger dan op de plateaus. Voeg daarbij de lekkende leidingen, en het is wel duidelijk dat een gewaarschuwd aannemer voor twee moet tellen, als hij besluit op een bepaalde plek een gebouw neer te zetten. Toch gaat het ontstellend vaak fout. Niet alleen het gebouw in aanbouw loopt dan gevaar, maar soms ook lijden de al bestaande bouwwerken in de nabije omgeving schade door de werkzaamheden. Kent men de gevaren dan niet?

Deels niet, en dat zou niet hoeven. Geologisch gezien is Moskou is vrij goed onderzocht. De gegevens hierover (van meer dan 850.000 boringen!) zijn echter hopeloos verdeeld over een aantal instanties. Een goede geologische kaart, laat staan een database, van heel Moskou is er nog steeds niet. Aan de beschikbare en zo broodnodige kennis is daarom vrij moeilijk te komen. Maar het moet ook gezegd worden dat sommige aannemers zich er werkelijk met een Jantje van Leiden van af maken. Dit vaak op aandringen van de financiers, die goedkoop willen bouwen en de noodzaak van degelijk geologisch onderzoek met de mogelijk daaruit voortvloeiende extra kosten voor de fundering niet (willen) inzien. Ook wordt in sommige gevallen gebruik gemaakt van verouderde gegevens, die niet meer geldig zijn wegens een gewijzigde situatie (omringende bebouwing, bijvoorbeeld). "Bezint eer gij begint" is niet aan deze aannemers besteed. En dat allemaal omdat, volgens het weekblad Argumenty i Fakty, "het bij ons de gewoonte is net zo vrijblijvend in de hoofdstedelijke grond te wroeten als in de eigen neus, namelijk bij de eerste aandrang en zonder bijzondere voorbereiding" (AiF, nr. 24, 11 juni 1998).

Op 26 mei 2000, om zes uur ’s ochtends, begon het gebouw aan de Bolotnaja naberežnaja (nomen est omen) nr. 12 op twee plaatsen tegelijk te verzakken. Grote verticale scheuren in de gevel lieten geen twijfel over de ernst van de situatie bestaan: het gebouw was gewoon doormidden gescheurd. Direct werd gas, licht en water afgesloten. Gelukkig waren er slechts kantoren in het gebouw gehuisvest, en de enige mensen aanwezig waren bewakers, die direct geëvacueerd werden. De oorzaak van de verzakking was duidelijk: bij bouwwerkzaamheden in de onmiddellijke nabijheid – een bouwput ten behoeve van een aanbouw aan het pand – had men een rioolbuis geraakt. De grond was onder de fundering uitgespoeld, met als gevolg dat dit gebouw uit 1861 als afgeschreven kon worden beschouwd.

Ostorožno, dveri zakryvajutsja…

Lang niet alles in de Moskouse ondergrond is bekend, althans niet openbaar. Er bevinden zich bouwwerken en installaties onder de grond waar de gewone burger geen weet van heeft, en ook niet mag hebben. Toen op de Mičurinskij prospekt een flat in aanbouw inzakte, werd dit geweten aan een oude geheime schuilkelder, waarvan in ieder geval de bouwers het bestaan niet wisten. Waarschijnlijk zitten er in de bodem van Moskou nog veel meer zaken verborgen waarvan wij, gewone stervelingen, niets mogen weten. Een van de meest tot de verbeelding sprekende ondergrondse bouwwerken is het "Systeem D6", meer bekend onder de naam "Metro-2". Dit betreft een volledig onafhankelijk van het gewone metronet staand netwerk van metrolijnen, bedoeld om "hooggeplaatste figuren" in tijd van oorlog of dreiging daarvan snel, veilig en ongezien te kunnen evacueren. De belangrijkste strategische locaties in Moskou en omgeving zijn verbonden door dit metrosysteem. Waar deze lijnen precies lopen is natuurlijk niet bekend, maar door de wel beschikbare kennis te combineren komt metro-2-kenner Jurij Zajcev op de Moskouse metro-website van Artemij Lebedev tot een interessant plaatje. Hij baseert zich op een aantal artikelen uit 1992, een publicatie van het Amerikaanse ministerie van defensie en gesprekken met metro-employees.

Belangrijke locaties die zijn opgenomen in het metro-2-net zijn o.a. het Kremlin, het regeringsvliegveld Vnukovo-2, de staf en centrale commandopost van de luchtverdediging en de luchtmacht in Zarja (bij Balašicha), het hoofdkwartier van het leger in Bor (ten zuiden van Domodedovo), de FSB op Lubjanka, het presidentiële buiten in Barvicha, en de grote ondergrondse stad Moskou-2, ook genoemd Ramenka (liggende in het stroomgebied van het gelijknamige riviertje, tussen de Mičurinskij prospekt en de Prospekt Vernadskogo). De schattingen over de capaciteit van deze bunkerstad lopen ver uiteen, maar de laagste spreken nog over tenminste tienduizend mensen. Ook het GZ zou een metro-2-station rijk zijn, en wel recht onder de doorlaatpost van zone "B". De lijn onder het GZ zou aftakken van de Sokol’nikilijn, net na station Sportivnaja, en de Moskva kruisen in een diepe tunnel (in tegenstelling tot de Sokol’nikilijn, die over de beruchte gammele, van betonrot doortrokken dubbeldeksbrug/station Leninskie gory gaat). Dit zou de enige verbinding zijn tussen de gewone metro en de metro-2. De keuze voor een tunnel i.p.v. een brug is duidelijk: een tunnel is veel minder kwetsbaar in oorlogstijd. Dit zou ook de reden zijn van de parallelle Moskvakruisingen tussen het Smolenskaja ploščad’ en het Kievskij vokzal. De diepe tunnel op dit traject (in de Arbat-Pokrovlijn) zou na de oorlog op bevel van Stalin zijn gebouwd, die was geschrokken van een directe Duitse treffer op de zeer ondiepe tunnel van de Fililijn (toen nog een zijlijn van de Sokol’nikilijn), die even verder over een brug de Moskva passeert.

Mogelijk begon dit deel van de Arbat-Pokrovlijn zijn leven als deel van het metro-2-net. Vanaf het Kievskij vokzal zouden nog twee metro-2-lijnen verder lopen: een naar het westen, in de richting van Barvicha, via de wijken waar de hoge regeringsfunctionarissen wonen (Kuncevo, Krylatskoe), en een naar het zuidwesten, via Ramenka, langs de Mičurinskij prospekt, naar Solncevo en Vnukovo-2. Opmerkelijk is dat beide lijnen een rol lijken te spelen in de uitbreidingsplannen van de gewone metro. De westelijke lijn lijkt voor een groot deel te worden opgenomen in de westelijke verlenging van de Arbat-Pokrovlijn. De zuidwestelijke lijn lijkt voor het overgrote deel precies hetzelfde als de geplande metrolijn naar Solncevo, die ook de Mičurinskij prospekt volgt. Die lijn staat in de planning om in een recordtijd (4 jaar) te worden opgeleverd. Hetgeen niet zo’n recordtijd is als er al een tunnel ligt…

Natuurlijk is alles aan de metro-2, evenals aan andere geheime tunnels en bunkers, giswerk, maar dat er een geheim ondergronds gangenstelsel bestaat is zo goed als zeker. De KGB had zelfs een speciale afdeling voor ondergrondse installaties (de 15e afdeling). De relatieve stilte rond de metro-2, die na 1992 intrad, is volgens sommigen te wijten aan bijzonder grote druk van de kant van de staatsveiligheid. In het artikel over de metro-2 in Moskovskie novosti van 2 augustus 1992 vertelt de kenner van het ondergrondse Moskou Vladimir Gonik dat de enige manier voor hem om aan de beschuldiging van het openbaar maken van een staatsgeheim te ontkomen, maar zijn kennis over het systeem toch te kunnen publiceren, het bewerken van die kennis tot een roman was. De roman, Preispodnjaja ("De Onderwereld"), verscheen in het tijdschrift Junost’. Volgens anderen is het na 1992 stil gebleven omdat het gewoon allemaal flauwekul is. Toch is zo’n ondergrondse geheime stad niet uniek in de wereld: na de val van Nicolae Ceauşescu in Roemenië leverden de Securitate-agenten nog dagenlang een hevige strijd in de straten van Boekarest, omdat zij zich snel konden verplaatsen door een ondergronds gangenstelsel en onverwachts konden opduiken. Aangenomen wordt dat de metro-2 is aangelegd voor een doeltreffende evacuatie van de leiding van het land bij een kernaanval. Maar ook bij interne troebelen zouden de tunnels hun waarde kunnen bewijzen. Na de aanval van El’cin op het Witte Huis in oktober 1993 was een deel van de bezetters van het Regeringsgebouw verdwenen. Volgens de geruchten waren zij gevlucht via ondergrondse gangen.

Zat El’cin even niet op te letten?

Verschenen in Novogvardeec jg. 8, nr. 3 (31), juni 2001

Terug naar beginbladzijde
Terug naar inhoudsopgave